»Zijt gij zijne hut binnengegaan, prinses? vroeg de priester.
»Ik moest wel, heilige vader, was haar antwoord, »ofschoon ik weet, dat men zich verontreinigt, wanneer men den drempel van zulk eene woning overschrijdt. Maar
»Maar, riep de vrouw van Mena, terwijl zij zich weder oprichtte in haar draagstoel, »Bent-Anat kan zich immers heden door u of door haren huispriester laten reinigen; den armen vader zal zij echter bezwaarlijk, misschien ook nooit, zijn kind gezond kunnen wedergeven.
»Dit neemt niet weg, dat het ellendig verblijf van zulk een Paraschiet onrein is, viel de kamerheer Penbesa, ceremoniemeester van de prinses, haar in de rede. »Ik heb er mij genoeg tegen verzet, toen Bent-Anat haar voornemen te kennen gaf, dat vervloekte nest in eigen persoon te betreden. Ik sloeg voor, zoo vervolgde hij tot den priester, »het meisje naar huis te laten dragen, en den vader een koninklijk geschenk te zenden.
»En de prinses? vroeg de priester.
»Zij handelde, als gewoonlijk, overeenkomstig haar eigen wil, hernam de ceremoniemeester.
»En dan doet zij altijd wat goed is, merkte de vrouw van Mena op.
»Gaven de goden dat het zoo ware! sprak de Prinses met zachte stem. Zich tot den priester wendende, ging zij voort: »Gij kent den wil der hemelsche goden en de harten der menschen, heilige vader, en ik ben mij bewust, dat ik gaarne geef en armen help, ook wanneer de armoede de eenige voorspraak is. Maar na hetgeen heden is gebeurd, en tegenover dien ongelukkigen man ben ik het die voorspraak noodig heb.
»Gij? vroeg de kamerheer verbaasd.
»Ja, ik! antwoordde de prinses op stelligen toon.
De priester die tot hiertoe zwijgend dit gesprek had aangehoord, hief nu zijn rechterhand op, als om te zegenen, en zeide: »Gij hebt braaf gehandeld. De Hathors6 vormden uw hart, en de godin der waarheid leidt het. Ongetwijfeld komt gij ons in onze nachtelijke gebeden storen, ten einde een arts te vragen voor het verwonde meisje?
»Zooals gij zegt!
»Ik zal den opperpriester vragen, om den besten geneesheer voor uitwendige verwondingen, onverwijld naar de kranke te zenden. Doch waar is het huis van den Paraschiet Pinem? Ik ken hem niet.
»Ten noorden van de terrassen van Hatasoe7, dicht bij Maar ik zal een mijner geleiders gelasten den geneesheer den weg te wijzen. Ik stel er bijzonder veel prijs op morgen vroeg te vernemen, hoe het met de zieke staat. Paäker!
De aangesprokene, met wien wij hebben kennis gemaakt, toen hij zoo ruw op de poort klopte, boog zich met nederhangende handen ter aarde en vroeg: »Wat beveelt gij?
»Ik wijs ú aan tot gids van den arts, zeide de prinses. »Het zal den wegwijzer des konings niet moeilijk vallen, het verborgen huisje weer te vinden. Vergeet niet dat gij mijn medeschuldige zijt. Want, en hierbij wendde zij zich tot den priester, »laat ik er maar rond voor uitkomen: het ongeluk geschiedde, toen ik met mijne rossen Paäkers Syrische harddravers, die naar zijn zeggen veel vlugger liepen dan de Egyptische, trachtte in te halen. Het was een wild rennen.
»Amon zij geloofd, dat het zóo afliep, sprak de ceremoniemeester. »Paäkers wagen ligt verbrijzeld in het enge dal, en zijn beste paard is zwaar gewond.
»Nu, als hij den arts bij den Paraschiet heeft gebracht, mag hij naar zijn paard gaan kijken, hernam de prinses. »Weet gij, Penbesa, gij trouwe bewaker van een onbezonnen meisje, dat ik mij heden voor het eerst er over verblijd, dat mijn vader krijg voert in het verre Sati-land8?
»Hij zou ons zeker niet zeer vriendelijk ontvangen hebben, antwoordde de ceremoniemeester met een glimlach.
»Maar de arts, de arts! riep Bent-Anat haastig. »Paäker, het blijft er bij: gij wijst hem den weg en brengt ons morgen bericht omtrent den toestand van het meisje.
Paäker boog nog eens. De prinses gaf daarop een wenk. De priester en zijne gezellen, die intusschen uit het heiligdom naar buiten waren gekomen, hieven zegenend de handen omhoog, en de nachtelijke optocht ging op weg in de richting van den Nijl. Paäker bleef alleen achter met zijne beide slaven. Hij was verdrietig over den last, dien de prinses hem had opgedragen. Zoo lang de maneschijn toeliet den draagstoel met de vrouw van Mena te onderscheiden, oogde hij haar na. Toen trachtte hij zich te herinneren, waar het huis van den Paraschiet gelegen was. De hoofdman van de veiligheidspolitie hield nog altijd met zijne manschappen stand bij den tempelpoort.
»Kent gij de woning van den Paraschiet Pinem? vroeg Paäker.
»Wat moet gij bij hem zoeken?
»Dat gaat u niet aan, hernam Paäker.
»Lomperd! riep de hoofdman. »Links om en voorwaarts, mannen!
»Halt! riep Paäker, nijdig, »ik ben de koninklijke gids.
»Dan zult gij des te gemakkelijker de plaats kunnen wedervinden, waar gij vandaan komt. Soldaten, voorwaarts!
Op deze woorden volgde als een echo het gelach van velerlei stemmen. Paäker schrok zoo hevig van dit honend geluid, dat hij zijn zweep op den grond liet vallen. De slaaf, dien hij weinige minuten te voren geslagen had, stond deemoedig op en volgde zijn heer in den voorhof des tempels. Beiden schreven het gegiegel, dat de ernstige rust in den doodenstad zoo ongepast kwam storen, en hun nog steeds in de ooren ruischte, zonder dat zij de oorzaak er van ontdekken konden, aan rustelooze geesten toe. Maar ook de oude portier had die overmoedige toonen vernomen. Hem was dat lachen beter bekend dan den wegwijzer des konings, want met forsche schreden trad hij de poort des heiligdoms uit en riep, terwijl hij, de donkere schaduw van den pylon volgende, met zijn langen stok blindelings voor zich uitsloeg: »O, gij nietswaardig Sethsgebroed9, gij galgenaas, gij aterlingen, ik zal u!
Op eens verstomde het gelach. Eenige jeugdige gestalten kwamen in het maanlicht voor den dag; de oude vervolgde ze al hijgende, en na eene korte jacht vloog een troep opgeschoten knapen door de tempeldeur naar het poortgebouw terug. Het was den wachter gelukt een dertienjarigen misdadiger te vatten, en hij hield hem zoo vast bij het oor, dat zijn kleine kop in horizontale richting aan zijn hals scheen gegroeid.
»Ik zal het den onderwijzer bekend maken, gij sprinkhanenplaag, gij vledermuisgebroed, riep hij vervolgens. Maar de bende schooljongens, die eene gunstige gelegenheid hadden waargenomen om uit hun engen kerker te komen, begon hem vriendelijk te vleien. Uit aller mond vernam hij woorden van berouw, hoewel het pleizier over het gebeurde, dat niemand hun ontnemen kon, in het oog van al die bengels stond te lezen. En toen een van de grootste scholieren den ouden om den kin streek, en beloofde hem morgen den wijn, die zijne moeder hem voor de volgende week zou zenden, ter bewaring te zullen geven, liet de wachter zijn gevangene los, die de pijn uit zijn vuurrood oor trachtte te wrijven, en riep nog onvriendelijker dan zoo even: »Wilt gij een, twee, drie maken dat ge weg komt! Denkt ge dat ik uw streek zoo maar zal laten voorbijgaan? Dan kent gij den ouden Baba nog niet. Ik zal het den goden klagen en niet den onderwijzer. En je wijn, vlegel, zal ik ten offer plengen, opdat de hemel het je vergeve!
TWEEDE HOOFDSTUK
De tempel, in welks eerste voorhof Paäker stond te wachten, en waarin de priester was verdwenen om den geneesheer te halen, werd het Seti-huis genaamd, en was een der grootste heiligdommen van de doodenstad10. Wat zijn grootsche aanleg betreft, werd hij enkel overtroffen door het prachtig gebouw uit den tijd der vorstelijke dynastie, die door den grootvader van den thans regeerenden koning werd onttroond, dat Thotmes III had gegrondvest en waarvan Amenophis III den ingang had versierd met ontzaglijk kolossale beelden11. In ieder ander opzicht echter kwam aan het Seti-huis de eerste plaats in de Nekropolis toe. Ramses I had den eersten steen gelegd, kort nadat het hem gelukt was zich door geweld van den Egyptischen troon meester te maken. Zijn groote zoon Seti had den bouw voortgezet, ten einde in dezen tempel den doodendienst voor de zielen der afgestorven leden van het nieuwe koningshuis te doen verrichten, en de heilige feesten ter eere van de goden der onderwereld te vieren. Groote sommen waren ten koste gelegd aan de versiering van het gebouw, en beschikbaar gesteld voor het onderhoud van priesters en instellingen, die aan dit heiligdom verbonden waren. Die stichtingen, geheel ingericht naar het model der eeuwenoude scholen van Heliopolis en Memphis, waarin de wijsheid der priesters werd bewaard, waren bestemd met dezen gelijken tred te houden; zij moesten Thebe, de nieuwe residentie van Opper-Egypte, ook door de vruchten van wetenschappelijk onderzoek boven de hoofdsteden van Neder-Egypte verheffen.