Уильям Шекспир - De Koopman van Venetië стр 6.

Шрифт
Фон

O, zeg eens, Meneertjelief; kun je me asjeblieft den weg wijzen naar Meneer den Jood.

Lancelot (Ter zijde):

Goeie Hemel! dat is mijn bloed-eigen vader, en doordat-i meer dan erg kippig oftewel stekeblind is, kent-i me niet: ik zal ereis probeeren hem er in te laten loopen.

Gobbo:

Meneertjelief, zeg me asjeblieft den weg naar Meneer den Jood.

Lancelot:

Ga bij den naasten draai rechts af, maar bij den allernaasten draai links af; maar aan den allerallernaasten draai sla je nergens af, maar je draait indirekt26 het huis van den Jood binnen.

Gobbo:

Allemachies, dat zal een moeielijke weg zijn om te vinden. Kan u me ook zeggen of eene Lancelot, die bij hem woont, bij hem is of niet?

Lancelot:

Bedoel je den jongeheer Lancelot?  (ter zijde) Let nu goed op, nu zal ik de poppen laten dansen.  Bedoel je den jongeheer Lancelot?

Gobbo:

Geen Jongeheer, Meneer, maar een armemans zoon: z'n vader is, al zeg ik 't zelf, een heele eerlijke arme man, maar die, Goddank, toch kan rondkomen.

Lancelot:

Goed, laat z'n vader wezen wie die wil, we hebben 't nu over den jongeheer Lancelot.

Gobbo:

Uw gehoorzame dienaar, en Lancelot, Meneer.

Lancelot:

Maar ik bid je, ergo, ouwe man, ergo, ik smeek je, heb je 't over den jongeheer Lancelot?

Gobbo:

Over Lancelot, met uw heerschaps welnemen.

Lancelot:

Ergo over den jongeheer Lancelot. Praat niet over jongeheer Lancelot, vader; want de jongeheer is (volgens lot en beschikking, en dergelijke vreemde gezegden, de drie zusters,27 en dergelijke geleerdhedens) overleden; of, zooals men het in ronde woorden zou zeggen, naar den Hemel gegaan.

Gobbo:

God beware me! die jongen was heelemaal de staf van mijn ouwen dag, zoo heelemaal mijn steun.

Lancelot:

Zie ik er uit als een knuppel of een dakpaal, of een steun?  Ken je me ook, vader?

Gobbo:

Ach heeremetijd, neen, ik ken je niet, Meneertje; maar ik bid je, zeg me toch, is mijn jongen (God mag z'n ziel genadig wezen!) levend of dood?

Lancelot:

Ken je me niet, vader?

Gobbo:

Ach, Meneer, ik ben stekeblind; ik ken u niet.

Lancelot:

Neen, en ook al hadt u je oogen, dan zou je me misschien toch niet kennen: dàt is eerst een knappe vader die zijn eigen kind kent. Komaan, ouwe man, ik zal je nieuws van je zoon vertellen. (Hij knielt.) Geef me je zegen: de waarheid komt toch aan 't licht; moord kan niet lang verborgen blijven, maar wel van wien iemand de zoon is; maar in 't eind komt de waarheid toch aan den dag.

Gobbo:

Sta asjeblieft op, Meneer. Ik ben er zeker van dat u mijn jongen Lancelot niet bent.

Lancelot:

Laten we er asjeblieft geen gekheid meer over maken, maar geef me uw zegen: ik ben Lancelot, je jongen die was, je zoon die is, je kind dat zal zijn.

Gobbo:

Ik kan niet gelooven dat u me zoon bent.

Lancelot:

Ik weet niet wat ik daarvan zeggen moet; maar ik ben Lancelot, de knecht van den Jood, en ik ben er zeker van dat uw vrouw, Grietje, mijn moeder is.

Gobbo:

Waarachtig, haar naam is ook Grietje; en ik zweer d'er op, dat als jij Lancelot bent, je mijn eigen vleesch en bloed bent. Mijn Hemel, de jongen zou EdelAchtbare kunnen wezen! Wat heb je een baard gekregen! Je hebt meer haar aan je kin dan mijn karrepaard Dorus aan z'n staart.28

Lancelot:

Dan groeit Dorus z'n staart bepaald tegen z'n rug op; want ik weet zeker dat hij meer haar in zijn staart had dan ik op mijn gezicht, toen ik hem 't laatst zag.

Gobbo:

Heere, Heere, wat ben je veranderd! En kan je 't nogal goed met je meester vinden? 'k Heb 'n cadeautje voor 'm meêgebracht. Hoe sta je nu met hem?

Lancelot:

Goed, goed; maar, nu ik er mijn zinnen op gezet heb weg te loopen, heb ik voor mij geen zin stil te zitten voordat ik een eind heb geloopen. Mijn meester is op en top een Jood: hem een cadeau geven! Geef hem een strop: ik word uitgehongerd in zijn dienst; je kunt al m'n vingers met mijn ribben tellen. Vader ik ben blij dat je gekomen bent: geef je cadeau liever aan 'n zekeren menheer Bassanio, die bizonder mooie livreien geeft. Als ik hem niet mag dienen, dan zal ik zoover loopen als God me grond geeft.  O wat 'n mooi buitenkansje! daar komt hij zelf aan; naar hem toe, vader: want ik ben een Jood, als ik den Jood langer wil dienen.

Bassanio komt met Leonardo en ander gevolg op.

Bassanio:

Dat kun je wel doen: maar laat er zóó'n haast achter gezet worden, dat 't souper op z'n laatst om vijf uur klaar is. Laat deze brieven bezorgen; laat de livreien maken, en vraag of Gratiano dadelijk bij me aan huis komt.

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора