Het McCloud leger begon op te merken dat er iets aan de hand was, en ze werden wantrouwig. Ze begonnen zich terug te trekken, te bang om te dichtbij te komen terwijl ze tientallen van hun kameraden op het slagveld zagen, bevroren op hun plek.
Maar toen klonk er een gebrul, en er stapte een man naar voren, vijf keer zo groot als de anderen. Hij moest minstens vier meter lang zijn geweest, en hij droeg een zwaard dat groter was dan Thor ooit had gezien. Thor hief een handpalm op, in een poging hem te bevriezen—maar het werkte niet bij deze man.
Hij sloeg de energie weg alsof het slechts een vervelend insect was, en kwam dreigend op Thor af. Thor begon zich te realiseren dat zijn kracht niet perfect was; hij was verrast, en begreep niet waarom hij niet sterk genoeg was om de man tegen te houden.
De reus bereikte Thor in drie grote stappen en gaf hem een klap.
Thor ging hard tegen de grond, en voor hij zich kon omdraaien was de reus al bij hem en werd hij de lucht in getild. Hij gooide hem, en het McCloud leger schreeuwde triomfantelijk terwijl Thor een goede zes meter door de lucht zeilde voor hij de grond raakte. Thor had het gevoel alsof al zijn ribben gebroken waren.
Thor keek op en zag de reus op hem afkomen, en deze keer was er niets dat hij kon doen. Wat voor kracht hij ook had, het was op, zo leek het.
Hij sloot zijn ogen.
Alstublieft God, help me.
Terwijl de reus op hem af kwam, begon Thor een gedempt gezoem in zijn hoofd te horen; het werd sterker en sterker, en al snel werd het een gezoem dat buiten zijn gedachten plaatsvond, in het universum. Hij ervoer een vreemde sensatie die hij nog nooit eerder gevoeld had; het voelde alsof hij versmolt met het materiaal van de lucht, het zwaaien van de bomen, de bewegingen van de grassprietjes. Hij voelde een geweldig gezoem ten midden van dit alles, en terwijl hij een hand omhoog stak, voelde het alsof hij het gezoem verzamelde, uit alle hoeken van het universum, alsof hij het opriep.
Thor opende zijn ogen en hoorde een oorverdovend gezoem. Vol verbijstering keek hij toe hoe er een gigantische bijenzwerm materialiseerde in de lucht. Ze stroomden uit alle hoeken het slagveld op, en terwijl hij zijn handen ophief, voelde hij dat hij hen leidde. Hij wist niet hoe, maar hij wist dat hij het deed.
Thor bewoog zijn handen in de richting van de reus, en keek toe hoe de zwerm de lucht verduisterde, naar beneden dook, en de reus geheel bedekten. De reus hief zijn handen in paniek en gilde terwijl de bijen om hem heen zwermden. Ze staken hem duizend keer, tot hij op zijn knieën zakte, en toen, met zijn gezicht naar beneden, dood neerviel. De grond trilde van de impact van zijn lichaam.
Toen wendde Thor zijn hand richting de McCloud soldaten, die op hun paarden zaten en geschokt de gebeurtenissen gadesloegen. Ze wilden omkeren om te vluchten—maar er was geen tijd om te reageren. Thor zwaaide zijn hand in hun richting, en de zwerm bijen verliet de reus en begon de soldaten aan te vallen.
Het McCloud leger schreeuwde uit angst, en als één draaiden de soldaten hun paarden om en reden weg, terwijl de achterhoede door de zwerm werd aangevallen. Ze reden zo snel als ze konden. Sommigen van hen slaagden er niet in om op tijd weg te komen, en de ene na de andere soldaat viel van zijn paard. Het slagveld vulde zich met lijken.
Terwijl de overlevenden bleven doorgalopperen, achtervolgde de zwerm hen over de velden, de horizon in. Het oorverdovende geluid van het gezoem versmolt met het gedonder van de paardenhoeven en het geschreeuw van de mannen, tot ze uit het zicht waren verdwenen.
Thor was stomverbaasd: binnen enkele minuten was het slagveld verlaten en stil. Het enige dat er overbleef was het gekreun van de gewonde soldaten, die in hoopjes over het veld verspreid lagen. Thor keek om zich heen en zag zijn vrienden, compleet uitgeput, hijgend; ze waren bedekt met blauwe plekken en lichte verwondingen, maar ze waren in orde. Behalve, natuurlijk, de drie andere leden van de Krijgsmacht die hij niet kende. Zij hadden het niet gehaald.
Er klonk een gerommel aan de horizon. Thor draaide zich om en zag het leger van de Koning over de heuvel denderen, Kendrick voorop. Ze galoppeerden naar hen toe, en al snel hielden ze halt voor Thor en zijn vrienden, de eenzame overlevenden op het slagveld.
Thor stond daar, in shock, terwijl Kendrick, Kolk, Brom en de anderen afstegen en langzaam op Thor afliepen. Ze werden vergezeld door tientallen van de Zilveren, allemaal geweldige krijgers van het Leger van de Koning. Ze zagen dat Thor en de anderen daar alleen stonden op het bloederige slagveld, dat vergeven was van de lijken van honderden McClouds. Hij zag hun blikken, en hij zag bewondering en respect. Hij zag het in hun ogen. Het was wat hij zijn hele leven al gewild had.
Hij was een held.
HOOFDSTUK NEGEN
Erec galoppeerde in de donkere nacht over de Zuidelijke Laan, sneller dan ooit, en trachtte ondertussen de gaten in weg te vermijden. Hij was niet gestopt sinds hij het nieuws had vernomen over Alistairs ontvoering, dat ze aan de slavernij was verkocht en naar Baluster was meegenomen. Hij berispte zichzelf. Het was dom en naïef geweest om die herbergier te vertrouwen, om aan te nemen dat hij zich aan zijn woord zou houden en Alistair zou vrijlaten als hij het toernooi had gewonnen. Erecs woord was zijn eer, en hij veronderstelde altijd dat dat ook voor anderen gold. Het was een dwaze fout. En nu moest Alistair er voor boeten.
Erecs hart brak bij de gedachte, en hij spoorde zijn paard harder aan. Dat zo’n prachtige en verfijnde dame eerst de onwaardigheid moest doorstaan om voor die herbergier te werken—en vervolgens werd verkocht als slavin, en dan nog wel aan de sekshandel. De gedachte maakte hem razend, en hij voelde zich verantwoordelijk: als hij niet in haar leven was verschenen, als hij niet had aangeboden om haar mee te nemen, had de herbergier het wellicht nooit overwogen.
Erec bleef doorrijden. Het geluid van de hoeven van zijn paard en het gehijg van het dier vulde zijn oren. Het paard was uitgeput, en Erec vreesde dat hij het niet lang meer zou volhouden. Erec was na het toernooi direct doorgereden naar de herbergier, en was sindsdien niet meer gestopt om te pauzeren. Hij was zo uitgeput, hij had het gevoel dat hij elk moment van zijn paard kon vallen. Maar hij forceerde zichzelf om wakker te blijven terwijl hij onder het licht van de volle maan naar het zuiden reed, naar Baluster.
Erec had verhalen gehoord over Baluster, maar hij was er nog nooit geweest; volgens de geruchten draaide de stad op gokken, opium, seks, elke denkbare zonde in het koninkrijk. Het was de plek waar alle ontevreden mensen heen stroomden, uit alle hoeken van de Ring, om alle duistere festiviteiten uit te buiten. De stad was het tegenovergestelde van alles waar hij voor stond. Hij gokte nooit en hij dronk zelden. Hij spendeerde zijn vrije tijd liever aan trainen en het verscherpen van zijn vaardigheden. Hij kon geen begrip opbrengen voor de types die luiheid en geweld omarmden, op de manier waarop men dat in Baluster deed. Daarheen gaan bood geen goede vooruitzichten. Er kon niets goeds uit voortkomen. De gedachte dat zij op een dergelijke plek was, deed zijn hart in zijn schoenen zinken. Hij wist dat hij haar zo snel mogelijk moest redden en haar er ver vandaan moest halen, voordat het te laat zou zijn.
Terwijl de weg geleidelijk aan breder werd, ving Erec zijn eerste glimp van de stad op: de enorme hoeveelheid fakkels aan de stadsmuren deden de stad op een vreugdevuur in de nacht lijken. Erec was niet verrast: naar verluid bleven de inwoners alle uren van de nacht wakker.