Морган Райс - Een Droom Van Stervelingen стр 9.

Шрифт
Фон

Gwen zag dat hun leider erover dacht, gepijnigd, een moeilijke beslissing nemend. Ze begreep wat het was om moeilijke beslissingen te nemen. Ze was te zwak om iets anders te doen dan zichzelf aan de genade van de vriendelijkheid van andere mensen over te laten.

“Dat mag zo zijn,” zei hun leider uiteindelijk met afstand in zijn stem, “maar ik wijs geen onschuldige mensen af om te sterven. Ze mogen binnen komen.”

Hij keerde zich naar zijn mannen.

“Breng ze aan de andere kant naar beneden,” beviel hij, zijn stem was vastberaden met gezag. “We brengen ze naar onze Koning en hij zal het beslissen.”

De mannen luisterden en kwamen in actie. Ze bereidden het platform voor om aan de andere kant af te dalen en één van zijn mannen staarde onzeker terug naar hun leider.

“Je schendt de regels van de Koning,” zei de ridder. “Er worden geen buitenstaanders binnen de Bergrug toegelaten. Ooit.”

De leider staarde vastberaden terug.

“Buitenstaanders hebben nog nooit onze poorten bereikt,” antwoordde hij.

“De Koning kan je hiervoor gevangen laten zetten,” zei de ridder.

De leider wankelde niet.

“Dat is een risico die ik bereid ben om te nemen.”

“Voor vreemdelingen? Waardeloze woestijn nomaden?” zei de ridder verrast. “Wie weet wie deze mensen zelfs zijn.”

“Ieder leven is kostbaar,” sprak de leider tegen, “en mijn eer is een duizendmaal levenslang in de gevangenis waard.

De leider knikte naar zijn mannen die allemaal stonden te wachten en Gwen voelde plotseling hoe ze in de armen van een ridder werd opgetild, zijn metalen harnas tegen haar rug. Hij tilde haar moeiteloos op, alsof ze een veer was en droeg haar zoals de ridders alle andere droegen. Gwen zag hoe ze langs een brede, platte stenen aanlegplaats boven aan de richel liepen, misschien wel dertig meter breed. Ze liepen en liepen, en ze voelde zich op haar gemak in de armen van deze ridder. Meer op haar gemak dan ze een hele lange tijd was geweest. Ze wilde meer dan wat dan ook hem bedanken, maar ze was te uitgeput om zelfs maar haar mond te openen.

Ze bereikten de andere kant van de borstwering en terwijl de ridder zich voorbereidde om haar neer te leggen op een nieuw platform om ze aan de andere kant van de bergrug te laten zakken, keek Gwen voor zich uit en zag een glimp van waar ze heen gingen. Het was een uitzicht die ze nooit, nooit meer zou vergeten. Een uitzicht die haar de adem ontnam. Ze zag dat de bergrug, uit de woestijn oprijzend als een sfinx, de vorm had van een enorme cirkel. Zo breed dat het midden in de wolken uit het zicht verdween. Het was een beschermende muur, besefte ze, en beneden aan de andere kant zag Gwen een glinsterend blauw meer zo breed als een oceaan, sprankelend in de woestijn zonnen. De rijkdom van het blauw, het zicht van al dat water, ontnam haar de adem.

En daarachter, aan de horizon, zag ze een uitgestrekt land. Een land zo uitgestrekt, dat ze niet kon zien waar het eindigde. En, tot haar schrik, was het een vruchtbaar groen. Een groen wat bloeiend met leven was. Zover als ze kon zien lagen er boerderijen en fruitbomen en wouden en wijngaarden in overvloed, een land overspoeld met leven. Het was het meest idyllische en mooie uitzicht wat ze ooit had gezien.

“Welkom, mijn vrouwe,” zei hun leider, “in het land voorbij de bergrug.”

HOOFDSTUK ZEVEN

Godfrey lag opgerold en werd door een regelmatig, doordringend gekreun gewekt, zijn werden dromen verstoord. Hij werd langzaam wakker en wist niet zeker of hij echt wakker was of dat hij nog steeds vastzat in zijn eindeloze nachtmerrie. Hij knipperde in het gedimde licht en probeerde zijn droom van zich af te schudden. Hij droomde dat hij een marionet was die aan de muren van Volusia bungelde, vastgehouden door de Finians die aan de touwtjes trokken en Godfrey’s armen en benen bewogen terwijl hij boven de ingang van de stad hing. Godfrey werd gedwongen toe te kijken hoe duizenden van zijn landgenoten voor zijn ogen werden afgeslacht, de straten van Volusia kleurden rood van het bloed. Iedere keer als hij dacht dat het voorbij was, trokken de Finians weer aan zijn touwtjes, ze trokken hem op en neer, telkens maar weer….

Eindelijk werd Godfrey door het gekreun genadig gewekt en hij rolde met een barstende hoofdpijn overeind en zag dat het van een paar meter van hem vandaan kwam. Van Akorth en Fulton, die beiden opgerold op de vloer naast hem lagen, bedekt met zwarte en blauwe plekken. Merek en Ario waren ook dichtbij en lagen bewegingloos uitgespreid op de stenen vloer – en Godfrey herkende het onmiddellijk dat het de vloer van een gevangeniscel was. Ze zagen er allemaal zwaar gehavend uit – maar ze waren er in ieder geval allemaal nog en, van wat Godfrey zag, allemaal ademend.

Godfrey was opgelucht en tegelijkertijd radeloos. Hij stond verbaasd dat hij nog in leven was, na de hinderlaag waar hij getuige van was, verbaasd dat hij niet door de Finians afgeslacht was. Maar hij voelde zich ook leeg en bezwaard met schuld. Wetende dat het allemaal zijn fout was dat Darius en de anderen in de val binnen de poorten van Volusia waren getrapt. Het was allemaal dankzij zijn naïviteit. Hoe kon hij zo stom zijn om de Finians te vertrouwen?

Godfrey sloot zijn ogen en schudde zijn hoofd, hij wenste dat de herinnering weg zou gaan, dat de nacht helemaal anders zou zijn gelopen. Hij had Darius en de anderen onwetend de stad binnen geleid, als lammeren naar de slachtbank. Hij hoorde het geschreeuw van de mannen telkens weer, ze vochten voor hun leven en probeerden te ontsnappen, echoënd in zijn hersens en het gaf hem geen rust.

Godfrey greep naar zijn oren en probeerde het weg te halen en het gekreun van Akorth en Fulton te verdringen. Ze hadden beiden duidelijk pijn van al hun kneuzingen en van een nachtrust op een harde stenen vloer.

Godfrey ging rechtop zitten, zijn hoofd voelde loodzwaar en hij nam de omgeving in zich op. Het was een kleine gevangeniscel waarin alleen hij, zijn vrienden en een paar anderen die hij niet kende waren. Hij putte enige troost uit het feit dat, gezien hoe grimmig deze cel eruit zag, de dood misschien snel voor ze zou komen. Deze gevangenis was duidelijk anders van de laatste, dit leek meer op een tijdelijke cel voor diegenen die gingen sterven.

Van ergens ver weg hoorde Godfrey het geschreeuw van een gevangene die door de zaal gesleept werd en hij besefte: deze plek was echt tijdelijk – voor de executies. Hij had over andere executies in Volusia gehoord en hij wist dat hij en de anderen bij het eerste daglicht naar buiten gesleept konden worden en vermaak voor de arena zouden zijn, zodat de goede burgers konden zien hoe hij dodelijk verscheurd zou worden door de Razifs, voordat de echte gladiatoren spelen begonnen. Daarom hielden ze zo lang in leven. Het was nu tenminste logisch.

Godfrey klauterde op zijn handen en knieën, reikte voorover en porde elk van zijn vrienden om ze te wekken. Zijn hoofd tolde, hij had overal pijn, hij zat onder de bulten en kneuzingen en het deed zeer als hij bewoog. Zijn laatste herinnering was dat van een soldaat die hem bewusteloos sloeg en hij besefte dat hij toegetakeld was nadat hij was neergegaan. De Finians, die verraderlijke lafaards, durfden hem duidelijk niet zelf te doden.

Godfrey greep naar zijn voorhoofd, verbaasd dat het zelfs zonder drank zoveel pijn kon doen. Hij ging met knikkende knieën onstandvastig op zijn voeten staan en keek de donkere cel rond. Buiten de tralies stond één enkele bewaker met zijn rug naar ze toe, hij keek amper. Maar deze cellen waren met degelijke sloten en van dikke ijzeren tralies gemaakt en Godfrey wist dat er geen makkelijke manier zou zijn om dit keer te ontsnappen. Dit keer zaten ze er tot de dood in.

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора