Фредерик Марриет - Stuurman Flink; of, De schipbreuk van «De Vrede» стр 8.

Шрифт
Фон

„Zij denken zeker, dat zij zichzelven redden en dat wij vergaan zullen, mijnheer, doch het kan nog wel anders loopen.”

„Het is waar,” antwoordde de bedroefde vader; „maar welke hoop ons nog zou overblijven op een zinkend schip, met zoovele hulpelooze wezens om ons heen, dat, moet ik bekennen, kan ik niet begrijpen.”

„Wij moeten ons best doen en dan ons aan Gods wil onderwerpen,” hernam de oude zeeman en ging toen naar achteren, waar hij het roer weder oplegde, zoodat het schip andermaal voor den wind kwam.

Wat Flink aan de matrozen voorspeld had, voordat zij het schip verlieten geschiedde werkelijk; de storm had uitgewoed en ook de zee was reeds aanmerkelijk bedaard. Niettemin dreef het schip slechts langzaam door het water en na eenigen tijd zette Flink het stuurrad vast en kwam weder bij den heer Wilson op het voordek. Deze had zich, in een staat van wanhoop naar het scheen, op het zeil neergeworpen, waarop kapitein Osborn na zijne verwonding gelegd was.

„Het doet mij leed, mijnheer, dat ik u storen moet; maar voelt gij u door troosteloosheid overweldigd, dan kan u ik misschien een weinig hoop geven.”

„Ik heb gebeden,” antwoordde Wilson en stond op: „en sedert heb ik mijn zinnen zooveel mogelijk bijeenverzameld, die zekerlijk zeer verward zijn. Wat mij het meest beangst, is, hoe onzen hulpeloozen toestand aan mijne lieve vrouw mede te deelen.”

„Ik zou er rond voor uitkomen, indien ik onzen toestand als hopeloos beschouwde,” hernam Flink; „maar hopen blijft zelfs in het ergste geval geoorloofd. Doch luister, mijnheer, ik wil als zeeman spreken en u zeggen, welke mogelijkheid er thans nog voor ons over is. Het schip is half vol water geloopen, daar ’t geweld van den storm de naden opende waardoor het naar binnen drong; maar nu, sedert de zee bedaarde, heeft zich dat al vrij wat weer hersteld. Ik heb in het ruim gepeild en bevonden, dat het water deze beide laatste uren maar een paar duim gewassen is en daar het schip langzamerhand zijne naden weder sluit, zal het spoedig nog wel beter worden. Indien het goede weder vooreerst aanhoudt, behoeven wij niet te vreezen, dat het schip zoo spoedig zinken zal; en daar wij ons nu tusschen de eilanden bevinden, is het niet onmogelijk, ja zelfs waarschijnlijk, dat wij ons vaartuig op een daarvan zullen kunnen laten stranden en zoo nog lijf en leven redden. Dat alles heb ik bedacht, toen ik weigerde in de boot te gaan, en ik bedacht ook, mijnheer, dat indien ik u evenals de anderen verliet, gij voor uzelf niet in staat zijn zoudt, van zoovele gunstige omstandigheden, die tot ons behoud misschien nog bijdragen kunnen, behoorlijk partij te trekken.—Daarom ben ik gebleven en hoop het werktuig te worden, dat u en al de uwen uit dezen akeligen toestand redt. Mij dunkt, het zou nu ’t best zijn, dat gij weer in de kajuit gingt, uwe arme vrouw met een vroolijk gezicht de gunstige verandering van het weer berichttet en haar zeidet, dat wij hoop hebben, aan eene of andere veilige kust te landen. Als zij nog niet weet, dat het volk het schip verlaten heeft, moet gij haar daar niets van doen merken. Gij kunt immers zeggen, dat de hofmeester met de andere matrozen aan het werk is, want dat is hij ook waarlijk, en zoo het mogelijk was, zou ik u raden, alles, wat sedert is voorgevallen, te verzwijgen. Uw Willem moogt gij het wel toevertrouwen, of liever, zend hem boven bij mij en ik zal met hem spreken.—Zeg nu, wat dunkt u van de zaak, mijnheer?”

„Ik weet nauwelijks, Flink, wat ik denken of hoe ik u voor uwe zelfopoffering in dezen nood behoorlijk danken moet. Wees verzekerd, uw raad is voortreffelijk; ik zal hem in alles ten stipste opvolgen, en mocht het ons gelukken den dood te ontgaan, die ons thans van alle kanten aangrijnst, dan zal mijne dankbaarheid....”

„Spreek daar niet van, mijnheer; ik ben een oud man, heb slechts weinig behoeften en mijn leven is ook maar van gering nut. Wat ik wensch te behouden is de bewustheid, dat ik in dezen toestand mijn plicht naar mijn beste vermogen heb zoeken te vervullen. Wat kan de wereld veel aanlokkelijks hebben voor een man, die zich altijd met moeite door het leven heeft heen geworsteld en thans vrienden noch magen bezit, die zich om zijn dood bekommeren! Niettemin dank ik u hartelijk, mijnheer Wilson; maar nu zal ’t beter zijn, dat gij naar omlaag gaat, terwijl ik hierboven een wakend oog houd.”

De heer Wilson drukte den braven man met hartelijkheid de hand en ging toen naar beneden, zonder verder een woord te spreken. Hij vond zijne vrouw in slaap; ook de kinderen lagen rustig in hunne bedden; alleen Juno en Willem waren op.

Willem gaf zijn vader een teeken dat zijn moeder sliep, en zeide zachtjes: „Ik wou niet uit de kajuit gaan, terwijl gij boven op het dek waart; maar de hofmeester heeft zich in geen twee uren meer laten zien. Hij kwam nog om de geit te melken en na dien tijd niet meer. Geen van ons allen heeft nog ontbijt gehad.”

„Willem, ga op het dek,” antwoordde zijn vader. „Flink heeft u iets te zeggen. Ik wil zoolang hier blijven.”

Onze jonge vriend vervoegde zich bij Flink, die hem in korte woorden met den toestand bekendmaakte, waarin zij zich thans bevonden. Hij bracht hem onder het oog, hoe noodzakelijk het was dat hij alles beproefde wat in zijne macht stond, om zijn vader en hem (Flink) te ondersteunen en zijne moeder in haar lijdenden toestand niet te verontrusten. Gelijk natuurlijk is, maakte, wat hij hier hoorde, op Willem een diepen indruk, doch hij vatte toch spoedig weer moed en beloofde in alles zijn best te zullen doen.

„Maar, Flink,” zeide hij, „de hofmeester, weet ge, is nu met de anderen weg, en als moeder wakker wordt, zal hare eerste vraag zijn, of wij al ontbijt gehad hebben. Wat kan ik doen?”

„Dat weet ik niet; maar mij dunkt, ge kunt eene van de geiten melken, als ik u dat voorgedaan heb, en onderwijl wil ik voor het verdere zorgen. Ik kan wel eens van het dek, want het schip stuurt nu zichzelf vrij goed.—En, Willem, ik heb juist voordat gij kwaamt, naar het water omgezien en geloof, dat wij niet veel meer inkrijgen. En,” vervolgde hij en liet zijne oogen in het rond gaan, „wij zullen goed weer krijgen en ook nog voor den nacht eene kalme zee.”

Daar beiden elkander hielpen, was het ontbijt spoedig gereed, terwijl mevrouw Wilson nog voortdurend in een gezonden slaap lag. De beweging van het schip was thans zeer gering, daar het ingedrongen water zijn diepgang aanmerkelijk had doen toenemen. Zee en wind waren bedaard en de zon scheen helder en verwarmend aan den hemel. De boot had men reeds eenigen tijd geheel uit het gezicht verloren en het wrak stuurde zacht, niet sneller dan drie mijlen in het uur, door het water heen, want het had slechts een enkel zeil, het groote bramzeil namelijk, dat men op den stomp van den fokkemast had bijgezet.

Flink was voor eenige oogenblikken in de kajuit gegaan en sloeg mijnheer Wilson voor, Juno met de drie kleinen op het dek te zenden. „Het verveelt hen, hier zoo stil te zijn,” zeide hij; „en daar mevrouw eindelijk eens gerust slaapt, zou het jammer zijn, haar te wekken. Daar zij zooveel geleden heeft, kan haar slaap nog wel eenige uren aanhouden, en hoe langer, hoe beter, want zij zal hare krachten misschien spoedig noodig hebben.”

Mijnheer Wilson keurde dezen voorslag goed en ging met Juno en de kinderen op het dek, terwijl hij Willem achterliet, om bij zijne moeder te waken. De goede negerin was uiterst verbaasd, toen zij de trap opkwam en den staat van het schip en de afwezigheid der matrozen ontdekte; doch haar meester verhaalde haar wat er was voorgevallen, met de ernstige vermaning, om er zijne vrouw geen woord van te zeggen. Juno beloofde dit, ofschoon het arme meisje wel bemerkte in welk gevaar men verkeerde, en toen zij den kleinen Albert aan hare borst drukte, rolden haar twee zware tranen over de wangen neer. Zij dacht daarbij niet aan zichzelve, maar wat er van dat lieve kleine schaap worden moest. Zelfs Thomas en Caroline konden niet nalaten te vragen, waar de masten en zeilen gebleven waren en waarom kapitein Osborn hun niet wat lekkers bracht.

Ваша оценка очень важна

0
Шрифт
Фон

Помогите Вашим друзьям узнать о библиотеке

Скачать книгу

Если нет возможности читать онлайн, скачайте книгу файлом для электронной книжки и читайте офлайн.

fb2.zip txt txt.zip rtf.zip a4.pdf a6.pdf mobi.prc epub ios.epub fb3

Популярные книги автора